-
1 process
n. werking (ook in computers), (produktie) methode; vooruitgang; een proces (in de rechtbank); (in computers) procedure--------v. bewerken, verwerkenprocess1[ prooses] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 (serie) verrichting(en) ⇒ handelwijze, werkwijze♦voorbeelden:in the process • en passantenjoy yourself and win a prize in the process • vermaak u en win een prijs op de koop toein (the) process of • doende/bezig met————————process2————————process3 -
2 four
four [foer]〈m.〉1 oven2 mislukking ⇒ fiasco, echec♦voorbeelden:four crématoire • lijkovenfour solaire • zonneovenil fait chaud comme dans un four • het is smoorheetil fait noir comme dans un four • het is zo donker als de helouvrir un grand four • zijn schuurdeur openzettenon n'y voit pas plus que dans un four • je ziet geen hand voor ogen〈 spreekwoord〉 on ne peut pas être à la fois au four et au moulin • wie de klok luidt kan niet in de processie gaanfaire un four • vallen als een baksteenm1) oven2) flop, fiasco
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский